“Dus onthoud goed: in de ultieme opoffering ligt de vervulling”. Bullhaven keek het klasje rond. Mooie boel, dacht hij terwijl zijn ogen heen- en weer schoten. Daar, in de hoek: de kleine Serviër Dragan met zijn vampierkop. Daarnaast Koos, die vrolijke, sliertige Hollander met het rossige peenhaar en de flaporen. Verder wat dociele Aziaten, natuurlijk Alain, de beenmagere stinkende Fransoos, Georg de prototypische Duitse edelgermaan (die al voordat de opleiding begon vormelijker was dan Bullhaven zelf – deze Georg moest eerder ontdooid worden in plaats van gedisciplineerd, dacht Bullhaven grimmig, terwijl hij in het ontdooien maar weinig competentie had) en, gelukkig, nog een Brit of drie. Hoeveel zouden het dit jaar overleven? Twee? Drie? Niet een? Al met al een redelijk klasje, vond hij.

Stirling Hall zou voor een onoplettende voorbijganger een laatmiddeleeuws landhuis van weinig betekenis kunnen lijken, maar voordat de 19e eeuwse romantiek het oorspronkelijke Stirling Hall had gereduceerd tot een Victoriaanse horrorfantasie was het een veel groter en uitgebreidere Manor House geweest waar de verschillende eeuwen als korstmossen over elkaar gegroeid waren en organisch in elkaar overliepen. Aan de buitenkant was daarvan niets meer te zien, maar van binnen was het één onduidelijke doolhof van gangen, trappetjes, deuren en gewelven. Je kon, als je van de ene ruimte de andere inliep, zomaar van de 13e in de 17e eeuw stappen zonder daar iets van te merken.

Nadat er jarenlang een kostschool in had gezeten had Stirling Hall 15 jaar leeggestaan. Bullhaven had het voor een symbolisch bedrag kunnen kopen, de systeemplafonds eruit gestript, een deel tot zijn woonhuis gemaakt en in een ander deel een op-en-top Britse Butlerschool gevestigd. En, omdat Bullhaven zelf jaren op Downingstreet 10 had gediend, wist men zijn school al snel te vinden: hij hoorde tot de top van Europa, ja: van de wereld. Stirling Hall was ook de naam van de opleiding geworden omdat Bullhaven niets anders kon verzinnen.

De reden dat Bullhaven deze opleiding had opgezet was simpel: hij werd te oud om nog volledig te kunnen functioneren. Maar als je voor het allerhoogste ambt hebt gewerkt is er geen weg terug. Hij vond snel een ander perspectief: als er iemand het vak, het métier, het ambacht door kon geven aan een volgende generatie, dan was hij, Alexander Graeme Bullhaven de aangewezen persoon. Hij zou de ins-en-outs, de fijne kneepjes van het vak en zijn grootste geheimen beter kunnen doorgeven dan wie dan ook. Nee: hij moest wel. Als niet hij, wie dan wel?

Zijn eerste ethische lessen gaf hij altijd in de oude bibliotheek en werden gestart met de gemeenplaatsen: een butler is er wel, maar ook weer niet, een butler staat geheel in het teken van de klant, een butler lacht beleefd om de grapjes van mevrouw of mijnheer, een butler neemt altijd alles op zich en ja, ook de grap: uiteindelijk heeft de butler het altijd gedaan. En, zoals altijd, vroeg hij ook aan deze klas of er iemand was die wist waar deze zegswijze vandaan kwam. En, zoals altijd, had niemand een idee.

“Butler zijn is offeren.” hield Bullhaven het klasje stijfjes voor. “De zegswijze wil zoveel zeggen, dat de ultieme butler zelfs de schuld van een eventuele moord op zich zou nemen zo die door mijnheer of mevrouw begaan is. Maar zelfs een butler hoeft geen valse bekentenis af te leggen – dat zou onethisch zijn…” hij keek even rond met zijn grote, wat hangerige ogen. De groep staarde verwachtingsvol terug. Niemand zei wat. Dat mocht ook niet: je sprak alléén als je aangesproken werd. Bullhaven kende dit moment en liet het ieder jaar iets langer duren.

“Dus” ging Bullhaven verder, “daar staat u nu. Op voorhand bereid de ultieme schuld op u te nemen. Maar wat is dat voor schuld? Het is leeg, het is onwaarachtig. Leegte is bovenal buitengemeen onsmakelijk. Walgelijk.” Bij die laatste woorden huiverde Bullhaven even en de vellen om zijn hals huiverden met hem mee. “Deze leegte staan wij niet toe. Dat is ook het geheim van de butler: er is altijd vervulling. Begrijpen de heren waar ik heen wil?” De magere Fransoos stak zijn hand op. “Alain? Zeg het maar.”

– “Bedoelt u dat wij alle denkbare schuld op voorhand moeten aanvaarden?” vroeg de Fransoos, waarbij er een onaangename kaaswalm vrij kwam.

“Heel bijbels gedacht Alain, heel mooi maar nee: aanvaarden is niet genoeg. We moeten de schuld ook feitelijk hébben. Koos! Wil je even naar voren komen?” De Hollander kwam met slap bungelende armen naar voren. “Mooi. Alain, wil jij even hier komen en achter hem gaan staan? Zeer goed. Let nu goed op!”

Bullhaven haalde iets uit zijn vestzak en bewoog dat snel richting het rode flapoor van de Hollander, die meteen in elkaar zakte, even rochelde, twee keer in het luchtledige trapte met zijn idioot lange voeten en daarna met een wezenloze uitdrukking en wijd opengesperde ogen roerloos bleef liggen. Uit de schedel achter zijn oor stak een klein oestermes. Geroutineerd wrikte Bullhaven het mes los, veegde het af aan zijn zakdoek en legde het op een klein bijzettafeltje op een rood servet. “Dat is les één” zei hij. “Welbewust een leven nemen. Alain, mag ik jou verzoeken met dit mes een wond naar keuze toe te brengen aan de Hollander? Niet bang zijn, hij merkt er niets meer van. En geef daarna het mes door aan de volgende…”

Alain deed zonder omhaal wat er van hem gevraagd werd, ramde het mes tussen de ribben van de Hollander en gaf het mes door. In een gewijde stilte plantte de een na de ander het mes ergens in het steeds bloederiger lijk van wat tien minuten geleden nog Koos was. De Serviër maniakaal grijnzend, de aziaten met weinig kracht, de Britten gedecideerd en gedistingeerd en als laatste de Duitser Georg, die met mes werkelijk onnodig hard tot drie keer toe in de keel van Koos ramde, terwijl hij ‘Schweinhund’ en ‘Du Sau’ siste. En toen was het stil. Bullhaven trok één wenkbrauw op. Verlegen gaf Georg het mes terug en stapte achteruit. Bullhaven legde met mes weer op het rode servet. Ze stonden in een halve kring om het verminkte lijk van de Hollander, te zwijgen.

“Wij waarderen Koos om zijn opofferingsgezindheid” zei Bullhaven na een tijdje droog. “Ik wens de heren een prettige dag verder en zie u morgen om 7 uur aan het ontbijt.” Gedragen door diepe innerlijke rust liep Bullhaven gedistingeerd de bibliotheek uit.

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.