COVIDKafka in de polder
Toen mijn vrouw van de Goede Sint De Gevreesde Ziekte had mogen ontvangen en formeel positief getest werd was het voor mij, toen ik óók ziekig begon te worden, een zaak van even sneltesten: want kon ik de zieke nou wel of niet verzorgen?
De sneltest-van-dienst was sneller klaar dan de tijd die ik had om weer naar huis te rijden. Positief. En ik werd snel zieker.
Ik kreeg een briefje opgestuurd en de opmerking dat mijn gegevens werden gemeld bij de GGD die mij, terwijl ik lag te koortsen, ook belde voor het bron- en contactonderzoek. Ik ziekte uit, krabbelde weer op en dat was het.
Een paar maanden later zag ik de dienstdoende minister in de Tweede Kamer verklaren dat, wie ziek was geweest, aan één vaccinatie genoeg zou hebben. Sterker nog: er twee nemen was randje immoreel. Nou lag er een uitnodiging voor me klaar (ik ben blijkbaar een zwakke groep) voor een vroeg-aprils shotje Moderna. Dus ach: prik erin, lamme arm, en ik had aan mijn brave burgerplicht voldaan.
Weer een paar maanden later wilde ik graag even naar Frankrijk, maar weigerde mijn COVID-app mij op ‘groen’ te gooien. Dat zit zo:
Je moet dan gelden als ‘volledig gevaccineerd’ en ook met een eerdere doorstane COVID en één prik geld je als zodanig. Dan heb je een ‘herstelverklaring’ nodig.
Maar.
Die krijg je om redenen niet als je indertijd getest bent door een commerciële club. Dus ik bellen met de GGD. Mijn data zijn bekend bij de GGD, “ja, we kunnen het zien meneer, ja, klopt, 7 december bent u bij ons gemeld. En néé, u kunt geen herstelverklaring krijgen want het is niet bij ons getest.”
“Maar” stamelde ik, “het staat toch in het systeem?”
Dat klopte. “Inderdaad raar meneer. Je hoort het vaker. Wordt aan gewerkt.”
En paarse krokodil dus. Ja, hij staat dáár. De details van het verdere belrondje (GGD, Andere GGD, testclubje, etc) zal ik wegens verregaande saaiheid en stuitende incompetentie op werkelijk álle fronten maar achterwege laten, maar het feit blijft: ik heb me keurig aan de regels gehouden maar kan en mag nergens heen. Mooi is dat.
Op reis
Nadat ik door deze Kafkaëske toestanden in de polder dus geen fatsoenlijk inreisbewijs voor Frankrijk had kunnen regelen heb ik mezelf dan maar dat land binnengesmokkeld. Dat was nogal een gedoetje.
De bossen op de Belgisch-Franse grens boden een uitstekende schuilplek om de situatie te overzien. Ook kon ik makkelijk contact leggen met de résistance aan de overkant van de grens. In datzelfde bos trof ik meer verweesden als ik, die tussen wal en schip waren geraakt maar toch probeerden vrij te reizen in Europa.
Na enige nachten observatie, training en overleg met de overkant van de grens (per postduif) ben ik ’s nachts, slechts gehuld in bladeren en takken, de grens over gekropen om liefdevol te worden opgevangen door de Résistance Lorraine. Ik kreeg wat lokale kledij en een ham, om die op typisch Lotharingse wijze over de rechter schouder te hangen. Daarna ben ik in een hooibaal gerold om per traktor naar Troyon gebracht te worden, waar ik op een stil uur werd achtergelaten bij de kerk.
De laatste kilometers moest ik lopen, mét ham over de schouder, een beetje met de voor de streek kenmerkende luie pas, links en rechts dingen roepend naar mensen langs de weg.
En zo kwam ik aan in Ranzières. Van de ham hebben we genoten. Het kán dus wel!
Weer naar huis
Maar nadat ik mijzelf illegaal Frankrijk had binnengesmokkeld moest ik op enig moment toch weer terug naar huis: de ‘pool’ van mensen om voor mijn kat te zorgen was opgedroogd en Harry, onze 14-jarige kater was alleen. Dat vond ik zielig.
En lokale boer was bereid om me, opnieuw gehuld in lokale klederdracht en met alweer een Lotharingse ham over de rechterschouder, verstopt in een volle bak vers geoogst graan tot vlakbij de Belgische grens te brengen, tot bij het bos waar ik mijn auto had achtergelaten, een paar dagen in het kampement tussen mede-verschoppelingen had gewoond, mijn Frans had aangescherpt en waar ik per postduif had gecommuniceerd met de Résistance in Lotharingen om vanaf die plek mijn drieste vlucht naar Frankrijk te plannen en uit te voeren.
In het schemer wandelde ik, oude Franse liederen fluitend en met de ham nonchalant over mijn rechterschouder, de grens over, het Belgische bos in. Er was niemand. Mijn auto stond er goddank nog maar het kampement was verlaten. Er hing een onwerkelijke stilte op de plek die drie dagen eerder nog een levendige en spontane nederzetting van outcasts was geweest. Her en der lagen lege traangasgranaten en kledingstukken. Stukken tent. Een enkele teenslipper. Ik hoopte dat iedereen zijn weg had weten te vinden, net als ik, schoof de camouflerende takken van mijn auto, stapte in en reed weg.
Door België rijdend leek alles een snel vervagende droom. Er was niets aan de hand, zei ik tegen mezelf, en over een uur of 4 zou ik gewoon weer thuis zijn en mijn verwijtende, zich hevig verzettende kat knuffelen.
Maar na Hazeldonk ging het toch mis: na een kilometer of 6 dirigeerden zwaailichten me naar een parkeerplaats en zwaar gewapende en gemaskerde mannen sprongen uit een zwarte Audi.
“Rijbewijs, ID, kentekenbewijs”, klonk het kortaf. Ik toonde ze, zorgvuldig mijn tweede buitenlandse ID verbergend. Je weet nooit.
“Waar bent u geweest?’”, blafte een masker me toe.
-“België”, loog ik. Ofwel; daar was ik natuurljk óók geweest.
“Waar in België”, snauwde hij.
Hier had ik niet op gerekend. “Champs-sur-lie” verzon ik snel. “Héél klein stadje in de zuidelijke Ardennen”.
Het bleef stil. De man liep terug naar de Audi. En kwam even later weer terug.
“Ja kijk eens, hier klopt iets dus niet. En dat weet u zelf ook. U heeft dus een antigeentest gedaan. Maar door een computerstoring was de uitslag ervan pas drie dagen later beschikbaar. Nu zien wij in de Europese Kentekenregistratie dat u eerder tóch België in reed. U kon Nederland dus helemaal niet uit en nu keert u terug? Kan niet he? Zo gaat dat niet. Wat heeft u daarop te zeggen?”
Ik zei niets en wachtte gelaten af. Mijn mond werd droog. Wat had ik misdaan? Niets. Ik had COVID gehad, was op aanraden van Zijne Excellentie één keer gevaccineerd: nee, ik had niets verkeerd gedaan. Dat de Grote Computersystemen weigerden mij op te nemen als ‘volledig gevaccineerd’ was mijn fout niet, sterker nog: zelfs de GGD gaf toe dat het een absurde situatie was. Dus nee: mij trof geen blaam.
Intussen begonnen de andere inzittenden van de politiewagen mijn auto minutieus uit te kammen.
“Waarom ligt er een enorme ham in uw achterbak?”, wilde er een weten.
-“Ik houd van ham”, zei ik.
Het bleef even stil.
“En deze teenslippers, maat 38?”, vroeg een ander verwijtend terwijl hij ze vlak voor mijn neus hield..
-“Ach, ja, vakantie”, zei ik vergoelijkend, en maakte een algemeen breed gebaar.
“Ach. Ja. Vakantie. Hm. Nou goed. U kunt doorrijden. Voor deze keer. Maar we houden u in de gaten.”
En dus reed ik met hectobunders geronnen zweet in mijn bilnaad en 90 kilometer per uur, puur voor de zekerheid, naar huis.
Eens thuis knuffelde ik mijn kat zowat in tweeën wat hij dankbaar beantwoordde met een verwijtende post-vakantiekrab in mijn gezicht.
Daarom houd ik ook zo van Harry: die is tenminste eerlijk.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!