Nadat ik door Kafkaeske toestanden in de polder geen fatsoenlijk inreisbewijs voor Frankrijk had kunnen regelen heb ik mezelf dan maar het land binnengesmokkeld. Dat was nogal een gedoetje.
De bossen op de Belgisch-Franse grens boden een uitstekende schuilplek om de situatie te overzien. Ook kon ik makkelijk contact leggen met de résistance aan de overkant. In datzelfde bos trof ik meer verweesden die tussen wal en schip waren geraakt maar toch probeerden vrij te reizen in Europa.
Na enige nachten observatie, training en overleg met de overkant van de grens (per postduif) ben ik ’s nachts, slechts gehuld in bladeren en takken, de grens overgekropen om liefdevol te worden opgewacht door de Résistance Lorraine. Ik kreeg lokale kledij en een ham, om die op typisch Lotharingse wijze over de rechter schouder te hangen. Daarna ben ik in een hooibaal gerold om per traktor naar Troyon gebracht te worden, waar ik op een stil uur werd achtergelaten bij de kerk.
De laatste kilometers moest ik lopen, mét ham over de schouder, een beetje met de voor de streek kenmerkende luie pas, links en rechts dingen roepend naar mensen langs de weg.
En zo kwam ik aan in Ranzières. Van de ham hebben we genoten. Het kán dus wel!
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!