XXXIV – Licht aan

De volgende aantekening in het dagboek is pas van een week later. Er was geen stroom meer en geen licht en de moraal was net als de temperatuur diep onder het nulpunt gezakt.

12 maart: Stroom!

Het is niet goed uit te leggen hoe het is om 6 dagen zonder stroom en verwarming te moeten leven. Ik ga het toch proberen.

Door de ijzelramp van vorige week waren de bovengrondse elektriciteitskabels massaal geknapt. Doordat de wegen onbegaanbaar bleken heeft het – met inzet van helikopters en wat niet al – een volle week geduurd voor er hier en daar weer spanning beschikbaar was. En gisteravond zouden wij aan de beurt zijn. Wat niet gebeurde. Onze enige bron van warmte was het fornuis in de keuken. Ik heb daar inmiddels een soort stapelconstructie van bakstenen voor beschikbaar. Dat bouw ik dan op op het fornuis en dan gaat het gas aan. Na een tijdje beginnen de bakstenen dan hun warmte af te geven en echt: elk klein beetje warmte is welkom in een huis waar het inmiddels bijna overal vriest. Dat is niet zo raar: de afgelopen week is de temperatuur niet boven de 0 graden uit gekomen, met nog een pittige -13,8 op 9 maart, vlak voor zonsopkomst in mijn achtertuin.

Naar bed gaan is een soort nachtmerrie. Gewapend met onze voor de haard verwarmde flessen schuiven we ons ijs-en ijskoude bed in, ons vastklampend aan de warmte die zich dan mondjesmaat verspreidt. Het is een kwestie van héél stil liggen en je concentreren op die warmte. Maar midden in de nacht word je toch wakker van de kou en kruipen we, zou dicht als dat gaat, tegen elkaar aan onder een stapel dekens die zo dik is, dat ik me platgedrukt voel. En wat je ook doet: de kou kruipt overal in, in de dekens, in je botten, in je bloed. Ik kan me niet eens meer voorstellen wat dat is, warmte.

De lust om te gaan wandelen of het dorp te verkennen ontbreekt helemaal; ik geloof het verder wel. Wel loop ik elke dag naar het plein voor het gemeentehuis waar een soort provisorische voedseldistributie is opgezet. Dat is dringen geblazen, ik heb vechtpartijen gezien om een brood. De beschaving die ons de afgelopen weken zo kenmerkte en die ik zo bewonderde, blijkt nu toch geërodeerd te zijn – en ik voel hetzelfde. Dus ja; ik heb ook iemand een duw gegeven die mij mijn pak cornflakes uit mijn handen probeerde te rukken. En volgens mij ken ik hem vaag. Maar ook dat boeit niet meer. En de Winterkoekjes komen ons allemaal onze neus uit, dus die mag iemand anders hebben.

De radio adviseerde om, als er weer stroom was, eerst te proberen het huis elektrisch te verwarmen: vele CV leidingen zijn stijf bevroren geraakt, dus de installatie zomaar aanzetten zou leiden tot nog meer rampspoed. Dus heb ik de stekker van de CV eruit getrokken, de twee blaaskacheltjes die ik bezit staan verwachtingsvol ingeplugd op wat ik denk dat strategische plekken zijn.

En vanochtend was het zover! Terwijl ik wakker lag te worden floepte ineens mijn bedlampje aan! Dat moet dus gebrand hebben toen het licht vorige week uit ging. Ik ben meteen naar beneden gerend en heb de elektrische kachels aangezet. En de oven, met de klep open. En mijn baksteenpiramide op het fornuis opgebouwd.

Ik merkte meteen het verschil. Dat is niet zo raar als het in je woonkamer -2 graden is. Ik snapte dat iedereen in Nederland (of: in mijn regio) nu ampères aan het trekken was, maar dat boeide me even niet. Het MOEST gewoon warm worden hier en inderdaad: om 11 uur ’s ochtends was het in de woonkamer een aangename, ja zelfs belachelijk warme 12 graden en ik begon te zweten. En mijn humeur klaarde op. Nu schijnt de zon over een nog steeds geplastificeerd landschap. Op straat hoor ik het getik van buren die ergens de ijskorst aan het verwijderen zijn waar dat nog niet gebeurd was. Er klinkt muziek uit een huis en je zou bijna denken dat het voorhjaar is. En, met -0,9 graden, geen wind en een zonnetje voelt dat ook zo.

14 maart: Eurohoog zakt weg

Het hogedrukgebied, dat na de aanval van de depressie weer naar Scandinavië was ‘gefloept’ zakt de laatste dagen langzaam maar gestaag naar het zuiden, het continent op. En daar gloort de hoop. Want als de vorm van het hoog klopt en het genoeg naar het zuiden zakt, dan komen we onvermijdelijk in de warme, opgaande tak terecht, met een heel ander weerbeeld tot gevolg. Het zal even duren eer de warme lucht ons kan bereiken (maar Midden-Frankrijk is al heel behoorlijk opgewarmd), maar als het komt, dan komt het. Ik hoop het. Heel Weerwoord hoopt het. De hele maatschappij hoopt het.

En inderdaad, op 14 maart ziet de meerdaagse van het KNMI er zo uit:

Aanvankelijk nog vorst. Later overgang naar aanmerkelijk minder koud weer. Ook in de nacht geen vorst meer.

           wo    do    vr    za    zo
tx          0     3     7    12    12
tn         -6    -3     0     3    3
wind       zo2    z2   z3    zw3   z3
neerslag   40%   20%   20%   30%   30%

18 maart: Lente!

Vandaag heb ik een lange wandeling gemaakt in een onherkenbaar landschap. De droge dooi van de afgelopen dagen zorgt ervoor dat de enorme hoeveelheden sneeuw en ijs niet nat en prutterig worden, maar verdampen in de droge lucht. De zon doet flink zijn werk. Probleem is wel, dat al het smeltwater eigenlijk nergens heen kan, zodat laaggelegen gebieden massaal overstroomd zijn. Vijvers treden buiten hun oevers, weilanden lopen vol. De vorst is zeker nog niet uit de grond, maar onder de sneeuw- en ijslaag zie je in hoog tempo open plekken ontstaan met daaronder wat ooit eens gras was. Dat is nu een laag bruine zooi.

De straten zijn nu helemaal sneeuw- en ijsvrij en wat ik zie is onvoorstelbaar: ze zijn helemaal kapotgevroren. Waar asfalt ligt zie je gaten en scheuren, waar stenen liggen zijn letterlijk ‘de stenen uit de grond gevroren’. Ik bedenk dat dit natuurlijk in heel Nederland aan de hand zal zijn en ik vraag me af wat de kosten van deze gruwelijke winter zullen blijken te zijn. Mijn huis, dat ‘op staal’ staat, vertoont een grote scheur in de gevel. En de bomen in ons dorp zijn allemaal weg: er staat er niet één meer. Alleen langs de randweg staan er nog een paar. Maar: het warmt op, en de herinnering aan kou, sneeuw en ijs verdampt even snel als het spul zelf.

In mijn tuin gaat het niet zo snel; daar komt nog weinig zon. Maar we hebben al een keer in t-shirt buiten gezeten in het schaarse zonmoment, tussen de verdwijnende sneeuwresten. Alleen mijn sneeuwverzamelbult – in de schaduw – geeft zo op het oog geen krimp. Ik ben benieuwd hoe lang die erover zal doen om helemaal te verdwijnen. Maar ook in de schaduw is het nu 14,8 graden en dat voelt als tropische hitte. ’s Nachts, bij het wegvallen van de wind en bij opklaringen, ontstaat er ook in mijn tuintje een mooie grondmistlaag van ongeveer 30cm dik. Als ik schuin naar buiten kijk, lijkt het wel een geestverschijning van de sneeuw die hier vanaf november heeft gelegen. Zeker als ook de maan erop schijnt.

De volgende dag zie ik in het stukje border dat het meeste zon vangt iets tussen de sneeuwresten uitpiepen: een sneeuwklokje! Ik haal mijn vrouw en dochter erbij en lig op mijn knieën dat wonder der natuur te bewonderen en te bejubelen. Daar moet op gedronken worden.

Voor de komende dagen voorziet het KNMI een verdere stijging van de temperatuur naar hallucinante waarden van 17 graden.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.