Sisser
Dat was gisteren even schrikken gisteren zeg: 38,8 and rising op de teller en vrees die uitkomt. Schrap zetten. Bibberen. Zweten. Nog meer bibberen en zweten. Incasseren. Niet zeiken, niet twatten, niet bang zijn en accepteren wat er komt en zien hoe het gaat. Hoe erg kan het nou echt zijn? En zie!
Vanochtend werd ik niet zo rete-ziek wakker als ik mijn vrouw eerder had gezien. Gewoon: best ziek. Maar niet zo alomverwerpend kapotmakend. Mooi. Fijn. Gelukkig.
Nou begreep ik eerder dat deze griep juist de sterken uitzoekt – zoals trouwens ook de Spaanse Griep van 1918 dat deed; die pakte juist de sterke, jonge mannen met de beste weerstand. Dus weer een geluk bij een ongeluk. Vooralsnog lijkt het hooliganisme van deze griep op een herinnering van mijn afweer af te ketsen, of het druipt teleurgesteld af bij gebrek aan uitdagende sloopwerkzaamheden aan een functionerende afweer – en dat is maar goed ook.
Misschien dat de geest daarin ook een rol speelt. Vanavond heeft Gaby première van een musical waar ze al maanden aan gewerkt heeft. Ik wil die musical zaterdag dolgraag zien en bedacht gisteravond op het topje van de 39-berg, nee, besloot: die ga ik ook zien. Punt. Geen discussie en regel het maar. So far so good, zou je zeggen. Er is natuurlijk de altijd opbeurende en eerlijke oude vriend die oprecht gemeend zegt “ja, maar het kan nog wel toeslaan hoor!” Ja, kan. Liever niet. Vast.
Evenwel
Nadat ik dan vanmiddag na een etmaal uitgezweet en gebibberd was dacht ik ineens: Jézus, wat meur ik zeg. Dat is an sich al een mooie bewustwording en voor mij hét bewijs dat ik deze slag gewonnen had: als je gaat vinden dat je meurt heb je daar blijkbaar weer ruimte voor. Dan is het ergste dus geweest. En toen ineens begreep ik het. Het was me op straat in Rotterdam al best vaak toevertrouwd, vroeger, als ik bijvoorbeeld in de metro zat en per ongeluk naar iemand keek, en nu was het dan zo ver. Ik was vies. Ik was goor. Ik keek in de spiegel en zei tegen het verward dampende en meurende, bespottelijk verlopen hoofd: ‘hee, vieze gore kankerlijer!’ en ik heb echt zelden zó gelachen om mezelf. Raar. En logisch.
Ach ja, dat soort binnenpretjes dus.
Addendum
Die arme man van de Arbo; het zat me niet lekker. Ik heb dat arme object zomaar aangepakt, en wat kan die man eraan doen? Ik heb hem vandaag een mail gestuurd en hem uitgelegd waar mijn stekel vandaan komt. We gaan even terug naar de tijd van de opkomst van Pim Fortuyn:
Het is 2001. Mijn moeder ligt op sterven met hersenkanker. Gelijktijdig ligt mijn schoonvader op sterven met een blaaskanker. Zelf ben ik fysiek fragiel, want ik ben 3 maanden eerder aan mijn prostaat geopereerd en dat is één ellende van ontstekingen, antibiotica, heel veel pijn en ellende, en eigenlijk mag ik niet tillen. Maar dat kan niet, want mijn vrouw heeft – na een zwangerschap die voor de helft in het ziekenhuis is doorgebracht – een moeilijke bevalling gehad en is bijna doodgebloed. Maar die baby moet je toch tillen. En de boodschappen ook. Zij ligt in het ziekenhuis. Ik heb een zoon van 4,5. Ik leef in een rare vierhoek van ziekenhuizen: mijn eigen, dat van mijn vrouw, dat van mijn moeder en dat van mijn schoonvader. En verder het gezin runnen. En ’troubles at work’ managen. En au hebben doende dat.
Ik heb op dat moment een moeizame relatie met het bedrijf “iCure” (“begrip heeft een houdbaarheidsdatum”) waar men mijn verhaal maar zo-zo gelooft. Ik ben in die tijd ten einde raad: een werkgever die je niet vertrouwt, een thuissituatie zonder enige vorm van back-up die op instorten staan en ik, met mijn brakke lijf, moet dat ‘runnen’: kind naar school, eten en opvang, gedoe met je-niet vetrouwende-werkevers oplossen, baby, pijn in het vooronder, twee ouders die stierven, vrouw in het ziekenhuis, onzekere situatie met veel bloedverlies bij beide partners uit hun voortplantingsorganen. Oud-Hollandse gezelligheid.
Ik viel uit het arbeidsproces en viel in de handen van de dienstdoende Arbo. De die vonden dat ik niet zo moest zeiken. Een beetje tegenslag was er voor iedereen in het leven. Ga nou maar gewoon werken en dan merk je er he-le-maal niets meer van. Ik heb gesméékt om een psycholoog, iemand bij wie ik mijn verhaal kwijt kon. Ik kon op niemand meer terugvallen. Mijn moeder crepeerde (mijn vader was er al niet meer) en verder had ik niets. Na heel veel gedoe, druk van mijn kant en energie die ik toch niet had, soebatten en smeken kwam er een psycholoog bij. Die hoorde mij één keer kort aan. Ik dacht dat dat intake was, en verheugde mij op vervolggesprekken, waarvan er één volgde.
Ik dacht dat ik mijn psycholoog (Daalderop, jij smerige, schofterige schurk, thou shalt not be forgotten!) weer zou zien voor een vervolggesprek. Daartoe reed ik naar Soest. Dat was ook zo aangekondigd. Ik trof in de praktijk een tribunaal van mijn werkgever, de de Casemanager van de arbodienst en Daalderop met zijn overgesoigneerde glanskop aan de ene kant van de glazen tafel, en mijzelf eenzaam aan de andere kant. Men concludeerde dat ik een fantast (‘pseudologica fantastica’) was, en dat als ik niet onmiddellijk aan het werk ging, ik geen enkel recht meer had. Want zeg nou zelf: jongen, geloof je dan nou allemaal zelf? (meewarig geschud in brede overeenstemming aan de overkant van de tafel). Ik heb me zelden zó verneukt en van God verlaten alleen gevoeld. Je hebt ook de energie niet om je te verweren, dan. En zij weten dat.
Drie weken later bood ik dan maar mijn ontslag aan. Ik heb mijzelf verder gered. Mijn moeder stierf een maand later, Opa weer een maand daarna, met mijn prostaat is het nooit meer helemaal goedgekomen, met mijn vrouw wel. Qua Arbodienst in Nederland in 2001. En, zoals je leest: daar loop ik mentaal nu nog moeilijk van. Ik kan niet tegen oneerlijke dingen.
ja kankerlijer, dat mag je dus zeggen en ook lachen hoor.
Hoop dat je /jullie hebben genoten van Gaby, de lieverd.
ennuh hold yourself together!
Tja, met zo’n historie had ik waarschijnlijk ook wel trauma opgelopen. Is het te laat voor wraak?
Is die Volkert al weer vrij? Hilversum-Soest is niet zo ver.
Maar beter beslagen ten ijs; JIJ en je huisarts maken de dienst uit. Een psycholoog mag je ZELF uitkiezen (tenminste als je zorgverzekeraar niet zo’n Echmaja-prijsvechter is: potentieel portie onbegrip) en is wellicht sowieso geen gekke gedachte. Stapje voor.
Mijn meissie fungeert als psychologen-coach en er zijn meer goede dan slechte, zo blijkt.
Melden bij de RechtsBijstandVerzekering. Bij DAS kan je advies krijgen zonder lopende verzekering voor advies wat te doen en wat niet. Bij ingrijpen gaat het pas wat kosten. Natuurlijk was je al zo slim dat je verzekerd was… Twee stapjes voor.
Er zijn hele goede bazen die na verloop van tijd onaangekondigd veel minder goed blijken te zijn. En dan zegt die kanker vast niet “dan stop ik er ook mee”.
Albert.nl. Ze zetten het echt in je keukenkastjes! Schoonpa (3 werf kanker en toch net geen 80 geworden) zwoer erbij. Badsop in de Bonus.
Vechten! Wild maaien of een precisie bombardement?