Wat is de luxe van een verwarming toch iets heerlijks! Nadat half Europa de ochtend van de elfstedentocht in een black-out met strenge vorst had doorgebracht keert de beschaving in de vorm van televisie, verwarming, warm water en internet weer langzaam terug.
We weten weliswaar dat er een elfstedentocht (meer: een wedstrijd) gaande is, maar het nieuws wordt toch vooral beheerst door de vastgelopen treinen die her en der in Nederland gestrand zijn in kou en vorst: bij een doorstaande oostenwind 5 Bft en een temperatuur van -9,6 (in mijn achtertuin) zijn de omstandigheden ronduit gevaarlijk. Dan realiseer je je hoe afhankelijk wij moderne mensen zijn van onze hoogontwikkelde infrastructuur én hoe kwetsbaar die is.
Ik beken dat ik na de overwinnings-calvados van 13:45 er nog eentje ingeschonken heb – want wat heb ik het echt héél koud gehad, en ik loop naar mijn houtstapel om een voorraadje voor de rest van de dag naar binnen te halen: we willen de ontknoping van de elfstedentocht nou wel zien, met een loeiend haarvuur, wat glühwein en de verwarming schofterig hoog – wat kan mij het schelen? Het is weer warm in huis, de televisie brengt sporadisch beelden van een kopgroep, het licht brandt, de haard loeit: heerlijk. Dan is winter weer leuk.
Als ik in de tuin kom zie ik in de sneeuwkorst veel houtsplinters liggen, wat ik niet snap want hier heb ik toch geen hout gehakt? Dan kijk ik naar de plek waar mijn voorraad normaal ligt en ik zie: bijna al mijn hout is weg. Verdwenen. Foetsie. Iets of iemand moet mijn hout gejat hebben en ik vloek hartgrondig om zoveel onrecht. Na alle moois, alle saamhorigheid en mooie dingen die ik de laatste weken in ons dorp gezien heb is dit een ijs-koude douche. Ik raap wat splinters en restjes op en loop daarmee naar binnen om het slechte nieuws te vertellen. Dat hout is al een aantal keer onze redding geweest; ik zou niet weten waarmee we ons kunnen warmstoken als er wéér een black-out komt, bedenk ik me, en precies op dat moment gaat het licht, de tv en de verwarming weer uit. Daarna is het doodstil. Daar sta ik, op de drempel van de keuken, met wat sneue restjes hout in mijn armen en mijn vrouw en ik kijken elkaar aan. Wat nu?
Saamhorigheid
Ik loop naar mijn buurman en vraag of hij vannacht iets gezien of gehoord of gemerkt heeft van mijn houtdiefstal. Pas dan leer ik, dat in zijn tuin vannacht een complete pruimenboom met wortel en al is verdwenen. Dat moet met zwaar materieel gebeurd zijn, en we komen er achter dat hout het nieuwe goud is geworden: door de torenhoge energieprijzen, met daarop de extra ‘solidariteitsheffing’ van 35% gaan mensen massaal op zoek naar alternatieve bronnen van warmte, legaal of illegaal. Ook wijst hij mij erop dat de gemeente in de sporthal voor opvang en verwarming zorgt, wat een aanlokkelijk voorstel is: buiten vriest het 9 graden, de oostenwind is vlagerig en ijzig en het begint lichtjes te sneeuwen. Ik besluit met mijn gezin de warmte van de sporthal op te zoeken, maak voor de kat een warm nest van veel dekens op de bank en laat mijn onverwarmde huis achter in de kou. Even voel ik me een vluchteling.
In de auto wil ik meteen de radio aanzetten, maar op geen enkele frequentie is iets te vinden. Op de AM band wat Duitse en Franse zenders die, voorzover ik het door alle gekraak kan verstaan, berichten over de doorlopende problemen met de stroomtoevoer in Europa en de logistieke problemen van Nederland en België, waar niets het meer doet; zelfs onze rampenzender Radio 1 heeft er de brui aan gegeven. We rijden naar de sporthal terwijl ik verbijsterd naar de brokkelige en ruisende berichten uit het buitenland luister; Nederland is totaal ontwricht, en niemand weet iets. Gelukkig spreek ik mijn talen, en daarmee weet ik meer dan het gros van mijn mededorpsgenoten.
De sporthal wordt min of meer verwarmd door een paar gasgestookte warmtekanonnen en voor de uitgang van dat kanon zie je een kluwen mensen die langzaam staan te ontdooien. De verlichting komt van wat bouwlampen en buiten draaien generatoren. Niemand weet iets, en de enigen die echt rustig zijn, zijn de bejaarden die het opgetogen hebben over de winter van ’63 waarbij ze aantekenen dat de maatschappij toen wel beter tegen een stootje kon, waar nu alles op zijn gat ligt. Ik ga te mijner geruststelling meteen met zo’n bejaarde praten over vroeger; alsof het hier en nú daar minder heftig van wordt.
Mijn dochter ziet oude basisschoolvriendinnetjes terug die ze vergeten was en de kou en ellende schept daar een band die ook vergeten was. Mijn vrouw komt aanlopen met warme chocolademelk en ik voel mij even heel erg trots op de gemeenschap die ons dorp is en op de mensheid in het algemeen. Het gejatte hout ben ik even vergeten. Dan beginnen de tl-balken weer even te knipperen en een klein gejuich stijgt op. Alleen blijft het bij dat geknipper. Ik neem nog een chocomelltetje en iemand die ik ken van de voetbalclub giet er bij mij ongevraagd wat rum bij. Ach, dat kan er ook nog wel bij. “Vergeet mijn vrouw niet!” roep ik hem nog toe. “Die heeft al” zegt hij grijnzend. Toch weer verbroedering. Ik vertel hem van mijn gejatte hout en hij zegt dat ik niet de eerste ben, maar dat hij zometeen wel even een kuub stort op mn stoep. Moet ik wel thuis zijn. En dat geld dat komt wel. Zo werkt dat hier.
Weer naar huis
Ik kom thuis in een ijskoud huis en word begroet door een blije Harry – mijn kat. Die heeft zo te zien nergens last van. Op precies het afgesproken tijdstip kiepert de voetbalclubman de kuub hout op mijn stoep en we beginnen dat met z’n allen snel de tuin in te dragen. We gooien het op een hoop zonder te stapelen en ik leg er een zeiltje overheen. Ik nodig hem uit voor een borrel maar zijn auto is warmer, zegt hij, en hij moet nog dóór – ik ben niet de enige houtloze.
Ik barricadeer de poort naar de tuin met wat tuinstoelen en lege flessen (voor het eventueel gerinkel) en begin binnen meteen een vuur te maken. Als dat eenmaal loeit zitten mijn gezin en ik opeengepropt voor de haard, dekens om de schouders, met de handen uitgestrekt naar het vuur boterhammen te ontdooien op een vork. Er staat ook een pot pindakaas voor de haard – je moet toch iets eten. De pindakaas blijft deels keihard maar het zachte gedeelte ervan en deze manier van afzien maakt alles een stuk beter te dragen, met vuur, iets te eten en met humor. En ach – tegen de kou neem ik nog één calvados. En daardoor word ik balorig en pak ik mijn gitaar en ga met bevroren vingers zo goed en zo kwaad als dat gaat kampvuurliedjes spelen. Zelfs mijn dochter zingt mee. Prachtig. En dan gaan we maar in bed liggen. We hadden drie flessen water voor de haard gezet en die zijn nu goed heet. Die nemen we mee ons bed in, hopende op slaap, en kijken hoe het morgen wordt.
Buiten hoor ik de wind klapperen in het zeil dat over mijn hout ligt. Mijn weerstationnetje – dat op batterijen werkt – is het enige apparaat dat nog functioneert en vindt dat het, bij Oost 4, nu -10,8 is. Het is zwaar bewolkt en zo te zien sneeuwt het licht, maar het is overal donker dus dat is moeilijk te zien. Het is pas 21:45 uur, maar deze dag heeft lang genoeg geduurd.
Weer opstaan
De volgende ochtend word ik met lichte hoofdpijn wakker is een, voor mijn gevoel, lauw huis. Ik hoor de ketel draaien en spring meteen uit mijn bed om in het hele huis te kijken of er lekkages zijn; die zijn er goddank niet. Beneden zit mijn dochter op de bank te appen en is diep in haar telefoon verzonken. Zij vertelt me dat de elfstedentocht is gewonnen door ene Kjeld Nuis in de slechtste tijd sinds 1963 en of ik het filmpje van de finish wil zien. Ach ja, waarom niet. Er zijn weinig mensen op de Bonkevaart. Er wordt niet gesprint: een eenzame schaatser zie je, helemaal wit van ijs en stuifsneeuw, aan het eind van zijn kunnen over de finish struikelen. Het is ouderwets-heroïsch om te zien en ik wil meer beelden zien. Dus zet ik koffie en klap ik de laptop open maar het nieuws overvalt me meteen:
“Energieramp in Europa, mogelijk honderden doden” (NU.nl)
“Europa staat stil” (AD)
“Gevolgen black-out niet te overzien” (Volkskrant)
“Poetin bevriest Europa met geheim wapen” (NRC)
“Jongens, dit is niet leuk meer – doe ‘es global opwarmen? (GeenStijl)
Ik heb een hete bak koffie-verkeerd net genoeg laten afkoelen om er een heerlijke, troostrijke warme slok van te nemen terwijl ik verbaasd naar de nieuwberichten kijk. Deze ramp zal zich pas in de loop der dagen ten volste ontvouwen, is niet te overzien. Maar hier binnen snort vredig de verwarming, ga ik zometeen een brood bakken en is het leven weer normaal. Althans: daar lijkt het nu op. Buiten is het -12,3. De wind is gedraaid naar het noordoosten en iets in kracht toegenomen. Op de weerkaarten komt er een storing vanaf de (dichtgevroren-) Oostzee onze kant op. T 850 is nu -16 en er komt meer kou onze kant op. Ach ja, denk ik, doe ’t dan ook maar helemáál! Kom maar op met je winter. Noem je dit winter? Ha! In de jaren ’80, toén hadden we pas winters!